In liefdevolle herinnering aan
Brenda Froyen

Lieve Brenda en Jan,
Lieve Jip, Lom en Zen,

Al meer dan een maand geleden is het ondertussen, dat Brenda van ons heen is gegaan.
Het voelt nog steeds onwerkelijk. Op Facebook zag ik de zestiende verjaardag van Jip passeren; hoe vreselijk moet het zijn, die eerste verjaardagen, feesten, belangrijke data zonder Brenda in levenden lijve. Hoe lastig de dagdagelijkse kleine dingen zonder haar.
Mijn oprechte deelneming voor jullie alle vier, en voor alle mensen dichtbij en ver weg die Brenda een warm hart toedroegen.
Ik leerde jullie, Brenda en Jan, kennen als collega-reisbegeleiders bij Karavaan. Ik herinner me nog levendig de bijeenkomsten van de Brusselse begeleiders, en de blikken die jullie elkaar uitwisselden; voor ons was het toen al lang duidelijk dat Brenda en Jan bij elkaar hoorden. En of we gelijk hadden.

Toen liepen onze wegen uit elkaar, al botsten we later allebei op wantoestanden in de psychiatrie.
In 2012 kreeg ik door bijwerkingen van een hormonale behandeling met Decapeptyl Depot een acute depressie. Dat leidde tot een korte maar harde botsing met de psychiatrie, waarbij ik mijn relatie, huis en pluskinderen verloor, en mijn kinderwens definitief moest opbergen. Toen ook ik dat verhaal wilde neerpennen, heb ik Brenda’s ‘Uitgedokterd’ en ‘Ben ik dan nu weer normaal?’ gelezen. Die boeken boden erkenning en herkenning. In mijn eigen boek ‘Een tijd tussen al mijn tijden. Perikelen in de psychiatrie’ citeer ik Brenda’s werk ook – en de fragmenten die over haar (werk) gaan, heb ik haar voor publicatie ook ter goedkeuring voorgelegd. Dank, Brenda, voor je pionierswerk in de geestelijke gezondheidszorg. Dank, Jan, dat je Brenda nooit in de steek hebt gelaten.

Het nieuws van Brenda’s dood bereikte me op maandagochtend 7 oktober via een sms’je van Mietje, een gemeenschappelijke vriendin. Ik was compleet van slag. Ik moest kort daarna op de chartertrein naar Straatsburg stappen, waar ik als tolk voor het Europees Parlement ging werken. Maar dat liep mis: ik stapte op de verkeerde trein. Ik begon onbedaarlijk te huilen (wat uiteraard meer met Brenda dan met de gemiste trein te maken had) en de conducteur liet me uit medelijden gratis vederreizen tot Keulen. Dan naar Frankfurt en Baden-Baden, en uiteindelijk naar Straatsburg… Overal liepen treinen vertraging op, wisselden ze last-minute van perrons, holde ik tevergeefs voor een interessante aansluiting. Ik droeg heel uitzonderlijk laarsjes met erg hoge hakken, omdat ik donderdag rechtstreeks vanuit Straatsburg naar Kortenberg zou reizen, om daar een lezing over stigma te geven. Ik kende de grote zaal van het congrescentrum van het universitair psychiatrisch centrum, en dacht dat ik met hakjes wat beter zichtbaar zou zijn. Mijn koffer woog ook uitzonderlijk zwaar: ik had tien boeken meegenomen (en daarom ook geen extra paar makkelijke schoenen). En terwijl ik mijn zware koffer met boeken op mijn te hoge hakken van perron tot perron zeulde, voelde het aan als een metafoor voor wat Brenda al zoveel jaren meesleepte: een zware rugzak met heel wat boeken en mooie maar helaas ook vaak onmenselijke verhalen uit de psychiatrie.
Ik kwam in het station van Straatsburg aan om vijf voor zes, in plaats van om half een. En toen werd het hollen, op hoge hakken en met de zware koffer, naar de plenaire, waar ik om zeven uur de plenaire over seksueel misbruik moest tolken.

Die avond en de volgende dagen tikte ik Brenda’s naam regelmatig in op internet. Haar overlijden was nog niet publiek bekendgemaakt, en even kon ik de illusie koesteren dat het niet waar was, dat al die mooie foto’s van haar nog een mooi vervolg zouden krijgen. Want het kon niet waar zijn. Het mocht niet waar zijn.
Op donderdag liep de terugkeer vanuit Straatsburg niet bepaald vlot: ik zat al in de charter terug naar Brussel, maar die werd ontruimd wegens rookontwikkeling in een wagon. Drie volle uren heb ik op hoge hakken in het station staan wachten op een volgende trein, en ik werd steeds zenuwachtiger dat ik mijn lezing in Kortenberg niet zou halen. Collega’s gaven me toen de gouden tip: geef je lezing online. En zo bleef ik een nachtje langer in Straatsburg, en streamde de lezing vanop mijn hotelkamer. Eerst kwamen dr. Kirsten Catthoor en dr. Erik Thys aan het woord, en beiden verwezen op een heel serene en respectvolle manier naar het levenswerk van Brenda. Je kan hun lezingen hier herbekijken: https://www.upckuleuven.be/nl/agenda/hoe-we-het-ziekmakende-stigma-afgooien
Op mijn expliciete vraag werd mijn eigen lezing niet opgenomen, maar ook ik sprak mijn erkentelijkheid voor Brenda uit. In mijn lezing ‘Stigma als veelkoppige draak’ vertelde ik hoe verwoestend stigma en een foute aanpak in de hulpverlening kunnen zijn. Bij elke boekvoorstelling en/of lezing krijg ik telkens weer gelijkaardige verhalen te horen over foute bejegening door hulpverleners, machtsmisbruik en isolatiecellen.
Ik vertelde op mijn lezing in Kortenberg het verhaal dat bij een plaatje met vier chocolademousses hoorde: in Halle word ik regelmatig aangesproken door (familieleden en/of vrienden van) mensen die eveneens slecht behandeld werden in de PAAZ (psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis). Zo ging ik onlangs bij de plaatselijke bakker 4 chocolademousses halen, voor de verjaardag van mijn neefje de dag erop. De vrouw achter de toonbank vroeg: “Jij bent Veerle hé? Dank voor je boek. Mijn zoon heeft een verstandelijke beperking en is ook schandalig behandeld hier in het ziekenhuis. Nu is hij elders geïnterneerd, hij ligt al zeven dagen met vijfpuntfixatie geïsoleerd. De verpleging laat me niet bij hem, omdat het niet mooi is om aan te zien. Hij zou kwijlen van de vele medicatie, en hij is niet rustig te krijgen. Wat heeft mijn zoon misdaan? Hij heeft niemand bestolen of verkracht, hij heeft gewoon soms last met zijn eigen hoofd.” Mijn maag slaat dan in een knoop. Hoeveel getuigenissen zijn er nog nodig opdat hulpverlening eindelijk inziet dat je niet rustig wordt van een isolatiecel? Integendeel. De chocolademousses hebben het verjaardagsfeestje van mijn neefje niet gehaald. Ik heb ze uit frustratie alle vier na elkaar binnengespeeld. In een van haar laatste posts, zo zei ik tijdens mijn lezing, schreef Brenda dat ze 200 mails had binnengekregen naar aanleiding van haar initiatief ‘Stop de Waanzin’, waarbij ze de psychiatrie wegens wantoestanden wilde aanklagen. 200 keer 4 chocolademousses, gezond kan dat niet zijn.

De voorbije weken ben ik vaak droevig geweest. Tijdens de uitvaart van Brenda die ik via streaming kon volgen, heb ik tranen met tuiten gehuild. Ik heb geen flauw idee hoe jullie de voorbije weken zijn doorgekomen, en al helemaal niet hoe jullie hier de komende jaren een plek aan kunnen geven. Nogmaals mijn oprecht medeleven.
Ik moet toegeven dat ik de laatste weken ook vaak kwaad ben geweest. Kwaad op het legertje hulpverleners dat Brenda zo vertrouwde maar geen soelaas kon brengen, en misschien ook niet de nodige tools om de eigen golven tot bedaren te brengen. Nog veel kwader op de hulpverleners die het volledig verknoeid hebben, en van elk zinnig mens een zorgvermijder zouden maken. Kwaad op wie zich medestrijder noemt, maar iemand ongewapend naar de frontlinie stuurt. Kwaad op wie Brenda’s standpunten tot een karikatuur herleidt door het volgende te schrijven: “Ik weet dat mevrouw Froyen ervan uitging dat er ‘slechte mensen’ in de zorg werken die er plezier in scheppen kwetsbare mensen te kleineren. Misschien klopt dat. Maar zelf heb ik ze in mijn reis door verschillende psychiatrische ziekenhuizen nooit ontmoet.” Diezelfde hulpverlener gaf me in een persoonlijk bericht nog mee dat hij tegen Brenda tot in den treure had herhaald dat zulke mensen niet bestonden. ‘Een beetje psycholoog,’ heb ik daarop geantwoord, ‘zou toch moeten weten dat de ontkenning van beschadiging beschadigend is’.

Ik weet niet wat ik aan moet, met al die kwaadheid en al dat verdriet. Ik weet ook dat het geen fractie voorstelt van wat jullie nu moeten meemaken.
Ik wens jullie veel steun bij elkaar, en als ik ergens ook maar iets kan betekenen: weet me te vinden.

Met lieve en droeve groet,
Veerle